Op het eerste gezicht lijkt er een discrepantie te bestaan tussen de ontwikkelingen in de economie van de eurozone in het algemeen en wat er op de arbeidsmarkt gebeurt. Volgens enquêteresultaten van de Europese Commissie is het ondernemersvertrouwen aanzienlijk afgenomen sinds het begin van het jaar en blijven bedrijven arbeid zien als een belangrijke factor die de productie beperkt (grafiek 1). We zien een soortgelijk probleem in de diensten- en bouwsector. Die schijnbare anomalie valt eenvoudig te verklaren: knelpunten in de arbeidsmarkt ontstaan naarmate de orderboeken vollopen. Na de coronalockdowns zijn die ordercijfers de hoogte ingeschoten. Bedrijven reageerden door meer personeel aan te nemen (met minder werkloosheid en een hogere participatiegraad tot gevolg), maar de laatste tijd wordt dat steeds moeilijker. Dat blijkt duidelijk uit de orderportefeuilleniveaus (gemeten aan de hand van het aantal maanden van gegarandeerde productie) en de knelpunten in de arbeidsmarkt, die in de industrie op recordhoogte liggen (grafiek 2). Deze situatie heeft de inflatie aangewakkerd en blijft dat doen, door de prijszettingskracht van bedrijven te vergroten en via sterkere loonsverhogingen. Aan de andere kant zorgen de spanningen in de arbeidsmarkt, door de impact op het besteedbare gezinsinkomen, voor wat extra veerkracht voor de consumentenbestedingen wanneer de economie het slechter doet.
Zal die ondersteuning standhouden? Wellicht niet. Als we, historisch gezien, kijken naar de industriesector zijn de werkgelegenheidsverwachtingen (die de aanwervingsplannen van bedrijven voor de komende drie maanden weerspiegelen) beginnen verzwakken toen de beoordeling van de ordercijfers verslechterde (grafiek 3)[1]. Dat is ook wat we sinds de lente van dit jaar waarnemen, hoewel er opmerkelijke sectorverschillen zijn binnen de industrie (grafiek 4). Tussen januari en oktober van dit jaar hebben de sectoren van de duurzame consumptiegoederen en de intermediaire goederen de grootste daling van de beoordeling van orderportefeuilles en de werkgelegenheidsverwachtingen gezien. De sector van de investeringsgoederen heeft een beperktere daling doorgemaakt, vooral wat de orderportefeuilles betreft. Ten slotte was de daling van de werkgelegenheidsverwachtingen het kleinst bij niet-duurzame consumptiegoederen en voedingsmiddelen en dranken. Die laatste sector noteerde zelfs een kleine verbetering van het orderboekniveau.
De werkgelegenheidsverwachtingen zijn een leidende indicator van knelpunten in de arbeidsmarkt. Gezien hun dalende trend in de afgelopen maanden zou arbeid dus minder beperkend moeten worden voor de productie (grafiek 5). Uiteindelijk zal dat de werkgelegenheidsgroei vertragen of zelfs een daling van de werkgelegenheidsniveaus veroorzaken (grafiek 6), wat dan zal wegen op het vertrouwen en de bestedingen van de huishoudens.
[1] De vraag van de enquête is: “Beschouwt u uw huidige algemene orderboeken als …? + meer dan voldoende (boven normaal) = voldoende (normaal voor het seizoen) − onvoldoende (onder normaal) (bron: The Joint Harmonised EU Programme of Business and Consumer Surveys, User Guide (bijgewerkt mei 2022), Europese Commissie.