De traditionele eindejaarsrapporten hebben ons eens te meer gewezen op de uitzonderlijke aard van het voorbije jaar: de oorlog in Oekraïne, de schok van de energie- en voedselprijzen, de enorme knelpunten op de arbeidsmarkt, de inflatie die tot een veelvoud steeg van wat de centrale banken hadden vooropgesteld en zo een ‘koste wat het kost’-aanpak triggerden voor de monetaire verstrakking enzovoort.

2022 was een jaar van ingrijpende transformatie, van wijzigende paradigma’s, niet enkel op geopolitiek vlak maar ook in economisch opzicht. Als we vooruitkijken zou er in 2023 een ommekeer te zien moeten zijn in de economische kernvariabelen. De totale inflatie zou aanzienlijk moeten afnemen, grotendeels als gevolg van gunstige basiseffecten en een minder hoge druk op het aanbod. De leidinggevende rentetarieven zouden hun cyclische piek moeten bereiken. Aanvankelijk zouden de Fed en de ECB hun beleidsrente verder verhogen, maar later – waarschijnlijk in de lente – zou hun monetaire beleid voldoende verstrakt zijn om hun toe te laten een afwachtende houding aan te nemen en te zien hoe de economie reageert op de eerdere verhogingen voordat ze besluiten wat de volgende stap zal zijn.

Tot slot zouden de VS en de eurozone een deel van het jaar in recessie verkeren. Dit kan worden beschouwd als de te betalen prijs om de inflatie weer onder controle te krijgen door een krap monetair beleid. Recessie heeft een desinflatoir effect, want door de zwakke vraag neemt het prijszettingsvermogen van de bedrijven af en vertraagt de loongroei.

Dit betekent dat 2023 kan doorgaan voor een overgangsjaar en zodoende de weg kan effenen voor een geleidelijke normalisatie in 2024. Normalisatie in termen van aanzienlijke vernauwing van de kloof tussen de waargenomen en beoogde inflatie, waardoor de centrale banken kunnen starten met een renteverlaging, vermoedelijk in de eerste helft van 2024. Dit vooruitzicht zou de risicobereidheid van de beleggers moeten aanwakkeren en een boost geven aan het vertrouwen van de huishoudens en ondernemingen, en zo bijdragen aan het economische herstel.

Hoewel deze algemene tendensen heel waarschijnlijk lijken, zit het echte venijn in de staart. De overgang in 2023 kan hobbeliger zijn dan verwacht. Het basisscenario gaat uit van een kortstondige en oppervlakkige recessie vanwege verschillende factoren van veerkracht[1], maar de inkrimping kan groter zijn dan voorzien.

Een mogelijke oorzaak kan een nieuwe, forse en aanhoudende stijging van de gasprijs zijn of een trager dan verwachte inflatiedaling, wat de ongerustheid over verder oplopende rentetarieven kan aanwakkeren, met impact op de vraag. Eerdere renteverhogingen zouden ook een grotere weerslag kunnen hebben dan verwacht, vooral op de woningmarkt en de kredietvoorwaarden.

Een andere kwestie is de normalisatie in 2024: hoe gaat die eruitzien? Deze vraag is belangrijk, want de verwachtingen over de aard van het herstel zullen een invloed hebben op de beslissingen die de bedrijven en huishoudens dit jaar nemen. De lijst van drijfveren voor het herstel is lang[2], maar niettemin vermoeden we dat dit een zacht herstel wordt, en dit om minstens twee redenen. Traditioneel voeren de centrale banken een agressieve verlaging van hun rente door als de economie in een recessie belandt, maar in deze cyclus zal de inflatie nog te hoog zijn. Renteverlagingen zullen pas later aan de orde zijn en moeten geleidelijker gebeuren dan normaal als gevolg van de trage daling van de kerninflatie. Dit betekent minder stimulans voor de finale vraag. Een andere factor is de arbeidsoppotting. Het heeft de bedrijven moeite gekost om de vacatures in te vullen, wat hen waarschijnlijk terughoudend maakt om personeel te laten gaan tijdens een recessie[3]. Dit zou evenwel een langzame toename van de werkgelegenheid tijdens het herstel impliceren.

 

2023, a year of transition

 

[1] Afnemende spanning op het aanbod en minder schaarste waardoor de backlog van orders kan worden aangepakt (een soort inhaalvraag), arbeidsoppotting, investeringen voor de energietransitie, geaccumuleerde spaartegoeden tijdens de pandemie, ondersteuning van het fiscale beleid in heel wat landen uit de eurozone, gecombineerd met initiatieven op Europees niveau.

[2] De inflatiedaling zou de druk moeten verlichten op de koopkracht van de huishoudens en op de winstmarges van de ondernemingen. Uiteindelijk zal het idee dat de beleidsrente niet verder gaat stijgen, het vertrouwen opkrikken. Op een bepaald punt zullen kapitaalkrachtige huishoudens en bedrijven met een gezonde balans geld gaan uitgeven en investeren. In de EU en de eurozone zal er aanhoudende steun zijn via het fiscale beleid (Next Generation EU). Tot slot is er de ‘noodzaak om te investeren’ (energietransitie, digitale transitie).

[3] Zie: Labour hoarding: a source of resilience during a recession, Ecoweek, BNP Paribas, 5 december 2022.